Werkgroep Geologie

U kunt met deze werkgroep contact opnemen middels het contactformulier. Kies in het formulier de juiste werkgroep.

MAAS EN RIJN
Het oppervlak en de direct daaronder gelegen afzettingen van de Roerstreek zijn voor het grootste deel ontstaan door inwerking van rivieren. Maas, Rijn en hun voorlopers hebben miljoenen jaren lang enorme hoeveelheden sediment afgezet. Later werden deze afzettingen weer door dezelfde of andere rivieren omgewoeld of door de wind verplaatst met een heel scala aan geologische structuren tot gevolg. Stuifduinen en steilranden springen het meest in het oog en laten iets zien over de geologische evolutie van het landschap. Voor informatie over de ondergrond zijn we aangewezen op boringen, groeves en seismisch onderzoek. Deze onderzoeken zijn een waardevolle bron van informatie voor het geologisch onderzoek van dieper gelegen lagen.

LANDSCHAP ROERSTREEK
Het landschap van de Roerstreek mag dan voor de leek een ietwat eentonige opbouw hebben, de Meinweg vormt daarop ongetwijfeld een uitzondering. Bovengronds kent het gebied een uitgestrekt afwisselend landschap van zeer hoge landschappelijke waarde. Dit was reden om het de status van Nationaal Park toe te kennen. De Meinweg is een unieke combinatie van een tektonisch beïnvloed terassenlandschap. Tektoniek noemen we de geologische processen die samenhangen met in de ondergrond aanwezige breuken die zijn ontstaan door vervormingen van de aardkorst.

AARDBEVING 1992
Dat die processen in dit gebied nog altijd springlevend zijn werd op 13 april 1992 pijnlijk duidelijk. Een verschuiving langs de Peelrandbreuk resulteerde in een aardbeving met een sterkte van 5.8 op de schaal van Richter. Het was de sterkste aardbeving ooit in Nederland gemeten en veroorzaakte veel schade. De door het Meinweggebied lopende Peelrandbreuk is duidelijk herkenbaar door een sprong in het landschap. Behalve de Peelrandbreuk bevinden zich nog enkele kleinere satellietbreuken in dit gebied. Ook het oudste stukje Roerstreek komt in de Meinweg aan de dag. Het werd ontsloten na de aanleg van de IJzeren Rijn, de spoorweg die Mönchengladbach met Antwerpen verbind. Nabij het onlangs gesloopte monumentale klooster St. Ludwig vinden we in een van de spoorweginsnijdingen Mioceen zilverzand. Zilverzand is zand dat nagenoeg volledig bestaat uit het mineraal kwarts, en we kennen het vooral van de groeves aan de Heerweg tussen Heksenberg en Heerlen waar het op grote schaal wordt gewonnen. De top van het zilverzandpakket wordt in de Meinweg afgedekt door een op het dekzand liggende ijzerrijke podzol. Dit is een bodemtype dat door uit- en inspoeling van leemarme dekzand ontstaat. Het ijzer heeft het grind soms tot gesteente verkit. Deze banken zijn eveneens op enkele plaatsen in het spoorwegtalud zichtbaar.

STAATSMIJN BEATRIX
Niet alleen de oppervlakte van de Meinweg bestaat uit een aaneenschakeling van interessante geologische structuren, ook de ondergrond is hier opgebouwd uit een variatie aan afzettingen uit verschillende geologische tijdvakken. Meest bijzonder is de steenkool die op ongeveer 480 meter diepte voorkomt. De steenkool is ontstaan in het jongste deel van het Carboon, zo'n 310 miljoen jaar geleden. Miljoenen jaren lang bestond er een gunstig evenwicht tussen bodemdaling en de afzetting van plantenresten. De plantenresten rotten daardoor niet, maar transformeerden via ingewikkelde geochemische processen tot steenkoollagen van uiteenlopende dikte.  Economisch was de steenkool natuurlijk van groot belang en er werd dan ook tientallen jaren lang in het Meinweggebied naar het zwarte goud gezocht. Niet alleen particuliere gelukzoekers, waarvan de bekendste ongetwijfeld George Lodewijk Schlusen (1876-1953) was, maar ook de staat deed uitvoerig onderzoek naar de steenkool. Het resulteerde uiteindelijk in de aanleg van Staatsmijn Beatrix. Het zou een zeer moderne en grote mijn worden, groter nog dan de Staatsmijn Maurits die de grootste tweeschachtenmijn in Europa was. De mijn is echter nooit in productie gekomen en het hele project bleef steken bij de aanleg van twee ruim 700 meter diepe schachten. Niet alleen de hoge prijs van Nederlandse steenkool maar met name de vondst van de gasbel bij Slochteren betekende in 1962 een vroegtijdig einde van Staatsmijn Beatrix. De schachten zijn er nog steeds, maar verder herinnert niets meer aan de mijn die Roermond en wijde omgeving onherkenbaar zou hebben veranderd.

ZAND, GRIND EN LÖSS
De akkers van de Meinweg liggen bezaaid met grind, en dezelfde hoeveelheid vinden we ook in de ondergrond terug. Het is dan ook een andere delfstof die in het Meinweggebied op grote schaal voorkomt. Zand- en grindwinning zijn binnen de Roerstreek het meest bekend uit het gebied rond Herten en Linne waar de Nederlandse Spoorwegen lange tijd actief was en uitgestrekte waterplassen nog getuigen van de baggerwerkzaamheden. Hoewel nu niet meer voor te stellen, lagen in vroeger tijden ook in het Meinweggebied vele groeves. Het zijn afzettingen van Maas en Rijn en hun voorlopers die zand en stenen vanuit de Vogezen, Eifel en Ardennen hier hebben gedeponeerd. Doordat het een mengeling is van Maas- en Rijngrind is het wat bonter van kleur dan het grind dat rond Roermond werd gewonnen. Er komen Maasgesteenten in voor zoals revinienkwartsiet en burnot-conglomeraat en gesteentesoorten die als typisch voor de Rijn gelden, waaronder bontzandsteen en jaspis. Amateurgeologen associeerden vroeger vooral de zogenaamde radiolarieten met de Meinweg. Het zijn meest rechthoekige kleine rolstenen met talrijke radiolariën: eencelligen met een kiezelskelet. Bekijken we de steentjes onder een loep dan zijn de radiolariën als kleine, witte en lichtgrijze puntjes zichtbaar. Op het hoogste plateau van de Meinweg, op bijna 80 meter boven NAP, vinden we löss. Overigens ligt direct achter het vroegere klooster St. Ludwig met 82,5 meter boven NAP het hoogste punt van Midden- en Noord-Limburg. Löss is een zeer lokaal voorkomend sediment dat tijdens de laatste IJstijd door de wind werd afgezet. In Nederland komt het vooral in Zuid-Limburg op uitgebreide schaal voor.

St. Odiliënberg-Linne: Roergeulen - Rivieren blijven zich steeds verleggen door afzetting en afkalving van oevers en bodembewegingen. De sporen van die verplaatsingen zijn vaak goed in het landschap te zien zoals deze Roergeulen in het Laagterras-dekzand in de omgeving van de Linnerheide.

Posterholt: boring - Diepboring nabij kasteelboerderij Annendaal in Posterholt in 1991. In opdracht van de provincie Limburg werd een aantal diepboringen uitgevoerd om onderzoek te kunnen uitvoeren naar het grondwater. Boringen zijn zeer kostbaar, maar leveren een schat aan informatie uit diep gelegen aardlagen.

Meinweg: recente conglomeraat - In de Meinweg vinden we deze grindbanken. Grind en zand worden hier verkit door ijzerhoudende mineralen die neerslaan uit grondwater. Het zo ontstane conglomeraat is een voorbeeld van recente gesteentevorming.