KAPPER
Het laten knippen van de haren en het scheren van de baard was tot ver in deze eeuw naast een gewone noodzaak ook vooral een echte sociale activiteit. Wie zich afvraagt waarom de meeste mannen zich in die tijd niet zelf schoren, komt bij nader onderzoek al snel tot de conclusie dat het bezoeken van de kapper een gezelligheidsbezigheid was. Bij de kapper kon men immers ontspannen naar hartelust converseren over de meest uiteenlopende zaken met dorps- en stadsgenoten. Er waren twee soorten kappers: vrije-tijds-kappers, die het knippen en scheren als bijverdienste bij een ander beroep hadden en beroepskappers, 'echte' kappers. Het kappersvak leerde men meestal door van jongs af aan bij een volleerde kapper mee te helpen. De praktijk werd als de beste leerschool gezien. Die praktijk betekende wel vaak dat men letterlijk vanaf de bodem moest beginnen: het poetsen van de vloeren was voor vele beginnelingen een eerste stap naar een succesvolle loopbaan als kapper. Voor de kapwerkzaamheden waren verscheidene gereedschappen nodig. Deze zijn terug te vinden in de museumvitrine. De kapper in Sint Odiliënberg had schijnbaar werk genoeg; hij verstrekte maandabonnementen aan zijn klanten.
KLOKKENMAKER Een van de pronkstukken in het Roerstreekmuseum is een grote staande klok uit het jaar 1800. De klok werd gemaakt door Gerard Janssen, klokkenmaker te Sint Odiliënberg tussen 1789 en 1827. Deze Gerard Janssen, die de algemeen gebruikte bijnaam 'Klokkegradus' droeg, was naast klokkenmaker ook nog smid en slotenmaker. |
MEER INFORMATIE HVR-jaarboek 1979, pagina 161-179; J. Walraven: Gebruiken vroeger en nu bij haarverzorging, kappers, enz. HVR-jaarboek 1980, pag. 120-122 HVR-jaarboek 1981, pag. 143-144 HVR-jaarboek 1990, pag. 9 HVR-jaarboek 1992, pag. 98-99 HVR-jaarboek 1993, pag. 133-135 A. van Pol: Een klokkenmaker te Sint Odiliënberg |